Werken

In 1960 komen de eerste gastarbeiders naar Utrecht. Twaalf fabrieken werven de eerste zes jaren mankracht in Spanje, Italië en Griekenland. De Nederlandse regering maakt afspraken met deze landen. De werkgever is verantwoordelijk voor zijn personeel, met name ook voor de huisvesting. Vakbonden twijfelen: verdienen de nieuwelingen niet te weinig en fungeren zij als loondrukkers? Keren zij na een paar jaar wel terug naar eigen land? Nemen zij niet de plek in van Nederlanders?

Turken, Joegoslaven en Grieken komen terecht in de metaal en de bouw. Bij de Demka, Nedal, Bammers, Werkspoor, Blikfabriek, Bredero Beton, Holland Beton, Span Staal en Staalmat zorgen zij onder andere voor het optrekken van de wijken Kanaleneiland en Overvecht, waar de snel groeiende bevolking van Utrecht wordt gehuisvest.

Later arriveren de Marokkanen die vooral werken in minder georganiseerde sectoren zoals voedingsmiddelen (Vrumona, kippenslachterij, melkfabriek, Coop, Persil). Veertig zorgvuldig geselecteerde Joegoslavische meisjes belanden in een handvol textielfabriekjes in Utrecht. Sommige gastarbeiders beginnen al snel een eigen winkel. Speciaal gericht op levensmiddelen voor de eigen groep. Daarna vestigen zij zich in grotendeels allochtone winkelstraten als Amsterdamsestraatweg, Kanaalstraat en Herenweg. Tegenwoordig komen we een divers en modern ondernemerschap tegen in de winkelcentra van Zuilen, Overvecht en Kanaleneiland. Naast levensmiddelen handelt men in meubels, huishoudelijke artikelen, zij runnen belwinkels, uitzendbureau’s, reisbureau's, ICT-bedrijven of zijn makelaar.

In 1973 stopt de officiële werving van gastarbeiders. Maar via mond tot mond reclame gaat de komst van gastarbeiders nog enige jaren door. Problemen ontstaan met verblijfsvergunningen en illegaliteit. De eerste moderniseringen van de industrie en de verplaatsing van werk naar het buitenlandland zorgen voor werkloosheid. Minister Roolvink wil een strenge verblijfswet introduceren. Daartegen komen veel arbeiders in het geweer, zij demonstreren samen met anderen onder wie vakbondsleider Wim Kok en houden hongerstakingen. In 1976 komt er een versoepelde wet die tot dan toe illegale arbeiders regulariseert. Iedereen krijgt een persoonlijke verblijfsvergunning die niet langer afhankelijk is van de werkgever.

Sedert 1975 komt de gezinshereniging bij Turken en Marokkanen uitgebreid op gang: de alleenstaande mannen laten hun vrouw en kinderen overkomen uit het land van herkomst. De oudste zoon dient vaak direct te gaan werken om het gezinsinkomen aan te vullen. De meisjes blijven thuis om te helpen in het huishouden. De jongste kinderen mogen verder leren op school.

Na 1985 ziet de overheid de noodzaak in deze gezinsherenigers beter aan werk te helpen. Zeven jaar later verplicht de Gemeente Utrecht zichzelf 5% van zijn personeel uit hen te laten bestaan. Hiermee wil het een goed voorbeeld geven aan andere werkgevers in de stad Utrecht. Deze doelstelling haalt de gemeente net niet, maar het is wel het begin van positieve actie op de arbeidsmarkt. Bedrijven die zich nieuw in Utrecht vestigen krijgen een dergelijk quotum opgelegd. Tegenwoordig is discussie gaande over positieve discriminatie bij stageplekken voor MBO’ ers. Het hele positieve actie-beleid staat in de politiek opnieuw ter discussie. Vrouwen met hoofddoeken worden hier en daar geweerd uit representatieve beroepen, gezichtsbedekking is niet toegestaan op scholen.