Jongeren en scholing

Natuurlijk kwamen er ook oudere migrantenkinderen in Utrecht wonen. Maar deze jongeren konden niet zo maar terecht in het voortgezet onderwijs. Daarom werd in 1976 de Internationale schakelklas opgericht, waar deze kinderen eerst Nederlands moesten leren. Daarna konden ze dan naar een middelbare school. Vaak was dat in het begin de LTS voor jongens of de LHNO voor meisjes.

Het Vormingswerk voor werkende jongeren en jong volwassenen speelde een belangrijke rol voor buitenlandse jongeren, vooral omdat ze er 2,5 dag per week les kregen. Ze leerden er niet alleen Nederlands, maar kregen ook andere vakken zoals naai- en typeles. Als het mogelijk was, werden ze voorbereid op een vakopleiding. Vormingscentrum de ‘Emmalaan’ werd een begrip voor buitenlandse meisjes. Jonge migrantenvrouwen konden in de negentiger jaren terecht op de Alida de Jongschool, de Vrouwenvakschool. De Vrouwenvakschool gaf vrouwen een specifieke begeleiding om een vakdiploma te halen.

De overgang van basisschool naar een hogere vorm van voortgezet onderwijs was voor veel migrantenkinderen moeilijk: de CITO-toets was en bleef een struikelblok. Basisscholen slaagden er vaak niet in om de taalachterstand helemaal weg te werken.

Toch wordt de achterstand langzaam minder en worden de scores van de citotoets ook op scholen met veel kinderen met een migrantenachtergrond beter.


Ook in het voortgezet onderwijs was extra ondersteuning en begeleiding noodzakelijk.

 

 

Sommige scholen kregen ervaring met migrantenjongeren en gaven extra begeleiding. Geslaagd op het Niels Stensen CollegeOp die scholen kwamen steeds meer jongeren van buitenlandse herkomst. Zo ontstonden ook in het voortgezet onderwijs zwarte scholen. Het Niels Stensen College was zo’n school, die in 2003 aan zijn eigen succes ten onder ging (sluiting Niels Stensen). Er waren ook huiswerkklassen, waar jongeren hulp konden krijgen, bijvoorbeeld in Utrecht-West.

 

 

Ook nu zijn er allerlei initiatieven om allochtone jongeren te ondersteunen.

 

Toen er veel jongeren van school gingen zonder diploma, kwam er steeds meer aandacht voor beroepskeuzevoorlichting. Migrantenouders wilden graag dat hun kinderen gingen studeren, maar goede keuzes maken in het ingewikkelde Nederlandse onderwijssysteem was niet makkelijk.

 

Ondanks de problemen gaan er steeds meer Turkse en Marokkaanse jongeren naar de HAVO en het VWO. Dat biedt de mogelijkheid door te stromen naar het Hoger Beroepsonderwijs en de Universiteit. Allochtone studenten op de Utrechtse Hogeschool zijn een campagne gestart, om meer migrantenjongeren op de opleidingen te krijgen.

 
Affiche voorlichting Hoger Onderwijs

 


Dromen over de toekomst
 

Lees meer

Hollanders en buitenlanders in één klas Serie van 3 artikelen - 1983